Toen papierknipkunst meer opbracht dan een Rembrandt
Een nieuwe expo richt de schijnwerper op de vergeten Nederlandse papierknipkunst. Werken van twee historische prentenknippers staan er naast knipsels van hun twee hedendaagse navolgers. Samen vertegenwoordigen ze een traditie die ooit flink wat geld en renommée opbracht.
Heb je als kind weleens een poppetjesslinger uitgeknipt? Of een symmetrisch sneeuwvlokje? Dan heb je papierkunst gemaakt. Het is een ambacht waarbij je met een schaar of mesje vormen snijdt uit papier, die vervolgens op een achtergrond kleeft en eventueel inkleurt.
© SCAB
“Je voegt geen dingen toe, maar neemt er net weg”, zegt Maja Houtman, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Papierknipkunst. “Het resultaat kan lijken op verfijnd kantwerk uit papier, al is het soms ook heel abstract en modern. Bovendien komen bij verschillende knippers andere thema’s aan bod, van bijbelmotieven of oneindige knopen tot silhouetten.”
Uit de poule van papierknippers haalt de Stichting Culturele Activiteiten (SCAB) van Urk er vier naar boven in de tentoonstelling Jantje2. Het ontstaan van dat kwartet gaat terug tot begin 1800. Bijna gelijktijdig ontdekten toen twee prentenknippers de papierkunst, twee Jannen nog wel.
In Zeeland was er Jan Huijszoon (1798-1870), die tijdens zijn omzwervingen knipwerken verkocht. De andere Jan, Jan Visscher (1855-1938), combineerde het knippen met zijn visserswerk in Urk. “De twee Jannen bevonden zich op zo’n 160 kilometer van elkaar, in het noorden en zuiden van het land. Toch bewandelden ze gelijktijdig hetzelfde pad, zonder het van elkaar te weten”, zegt Bas Visscher van Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland, die ook meewerkte aan de tentoonstelling. “Dat vonden we erg bijzonder.”
Spiegelwerking
Ondertussen is Urk geen eiland meer en lijkt het werk van de Jannen een herinnering uit vervlogen tijden. Maar wie goed kijkt, ziet dat hun papierkunst blijft inspireren. Op Urk treedt kunstenaar Henk Kapitein in de voetsporen van Jan Visscher, en de Zeeuwse Jan ‘De Prentenknipper’ is sinds enkele jaren een enorme inspiratiebron voor singer-songwriter en kunstenaar Tonnie, alias Broeder Dieleman.
© Tonnie Dieleman
“Eerst deed ik het op mezelf”, vertelt Dieleman. “Ik maakte bijvoorbeeld af en toe een prentje met een eenvoudige symboliek bij een geboorte of een overlijden. Pas tijdens de eerste lockdown, toen ik geen inkomsten had als muzikant, ben ik er serieuzer mee aan de slag gegaan. Ik schreef een liedje over Jan Huiszoon en sneed een prent als artwork voor de plaat. Zo is het beginnen te rollen en ben ik mijn prenten gaan verkopen.”
Al snel was Dieleman helemaal gefascineerd door de negentiende-eeuwse Jan Huiszoon. “Ik graaf heel vaak in het verleden op onderzoek naar mezelf”, vertelt hij. “Zo raakte ik ook geboeid door het leven van de Zeeuwse knipper. Ik deed zelfs ontdekkingen, bijvoorbeeld dat hij zijn Waalse vriendin Constantia leerde kennen in de gevangenis.”
Toen Bas Visscher de enthousiaste verhalen van Dieleman hoorde, wist hij genoeg: dit vraagt om een tentoonstelling. “De dubbele navolging levert een unieke spiegelwerking op”, meent Visscher. “We tonen dus niet alleen het werk en de attributen van de vier kunstenaars, maar laten hen ook in dialoog gaan.”
Alleen voor de rijken
Uniek zijn de Zeeuwse en Urkse prentenknippers zeker, maar toch waren zij niet de eersten die het geluk van schaar en papier ontdekten. De wortels van de papierkunst liggen niet verwonderlijk in China, waar het papier uitgevonden werd. “Waarschijnlijk kwam de knipkunst via handelsbetrekkingen met China en Indonesië in de zeventiende eeuw naar Nederland”, zegt Visscher. “Al zou het ook via buurlanden kunnen zijn overgewaaid. Ook Duitsland, Zwitserland en Polen sloegen bijvoorbeeld aan het knippen.”
Een van de oudst bewaard gebleven knipwerken is van de hand van Anna Maria van Schurman (1607-1678). Net als zij waren het aanvankelijk vooral vrouwen uit de gegoede burgerij die zich bezighielden met papierknippen. “Papierkunst is nu heel democratisch, maar toen nog niet”, legt Houtman uit. “Alleen de rijkere klasse kon scharen en papier betalen.” De waarde van de knipsels was dan ook hoog in de Gouden Eeuw. Keizer Leopold van Oostenrijk betaalde zelfs 4.000 gulden voor een werk van Johanna Koerten-Blok. Ter vergelijking: haar tijdgenoot Rembrandt kreeg er voor De Nachtwacht maar 1.600.
© Trustees of the British Museum
Toen het papier in de achttiende eeuw goedkoper werd, begonnen steeds meer mensen te knippen, ook mannen. “Dat waren vooral taferelen uit het dagelijkse leven, zoals de jacht, de markt, paard en koets, de natuur, een bruiloft”, zegt Houtman. “Religie speelde ook een belangrijke rol in de motieven”, voegt Visscher toe. “De Bijbel was het meest gelezen boek, dus het is logisch dat men dat gebruikte als referentiekader.”
Ondanks het mooie werk van de twee negentiende-eeuwse Jannen werd de papierkunst steeds minder populair rond hun tijd. Toen de kunstvorm in de twintigste eeuw verder de vergetelheid inzakte, moest men wel extra inspanningen leveren. Zo werd in 1983 de Nederlandse Vereniging voor Papierknipkunst opgericht en de eerste tentoonstelling over de geschiedenis van de knipkunst georganiseerd. Sinds 2013 staat papierkunst ook officieel geregistreerd als immaterieel erfgoed.
Kunst?
Zoals vele ambachten die onder immaterieel erfgoed vallen, blijft de vraag wel: is dit kunst of folklore? Misschien waren papierknippers in de zeventiende en achttiende eeuw wel gewaardeerd en goed betaald – en zijn de werken van Matisse ook geen vorm van papierkunst? – tegenwoordig hebben knipselwerken eerder de status van volkskunst.
Tijdens de voorbereiding van de tentoonstelling Jantje2 merkte Bas Visscher ook dat de waardering van Jan Huiszoon en Jan Visscher veranderd is. “Tijdens hun leven verkochten ze hun werk voor goede bedragen. Ze profileerden zich ook als kunstenaars, als professionele prentensnijders. Maar vlak na hun dood werden ze een beetje gestigmatiseerd.”
“Jan de Prentenknipper was veel meer een kunstenaar zoals we die nu kennen dan Vincent van Gogh”
“De twee kunstenaars kwamen uit geïsoleerde gemeenschappen en hadden geen artistieke scholing gehad. Onder meer daarom werden ze weggezet als ambachtsmannen en zelfs landlopers.” Visscher zucht. “Vincent van Gogh was toch ook nauwelijks geschoold? Waarom noemen we die dan niet naïef?”
Tonnie Dieleman deelt die mening. “Waarom werd Van Gogh vereerd en Jan de Prentenknipper niet? Hij was veel meer een kunstenaar zoals we die nu kennen: hij was ondernemend, had een hele klantenkring en verkocht duizenden prentjes.” Het gevecht om waardering herkent Dieleman ook bij andere ambachten. “Een tijdje geleden was ik bij een groep vrouwen die op hoog niveau breien – echt haute couture. Zij moeten ook opkomen tegen de idee dat breien een hobby is voor oude vrouwen. En doordat ik zing in het dialect word ik eveneens in een hokje geduwd.”
Acht uur werk
Hoog tijd dus om de Nederlandse papierkunstenaars te bevrijden uit dat hokje. Te beginnen met de tentoonstelling in Urk, om dan verder zuidwaarts af te zakken. In het hele land zijn er namelijk nog steeds knippers en snijders actief; alleen al de Nederlandse Vereniging voor Papierknipkunst telt 260 leden.
© Elvira van de Griend
Ook Tonnie Dieleman is lid. “Ik wist veertig jaar van mijn leven niets van papierkunst, maar nu ik erop let, zie ik het overal”, lacht hij. Vaak vormen de leden een lokale kring, waarmee ze enkele keren per jaar bijeenkomen om samen te knippen en elkaar te inspireren. “We geven elkaar opdrachten, komen samen om naar elkaars werk te kijken, te knippen en koffie te drinken. Heel gezellig”, zegt voorzitter Houtman.
Er zijn ook al twee leden in België, geeft ze nog mee. Reden genoeg dus om het Belgische aandeel wat te vergroten en ook aan het knippen of snijden te gaan. Wees wel gewaarschuwd: papierkunst vraagt geduld (of is het gewoon verslavend?). “Gisteren ben ik 3,5 uur aan een prent bezig geweest”, zegt Dieleman. “Maar ik heb ook al prenten van Jan de Prentenknipper nagemaakt waarover ik wel acht uur gedaan heb!”
Jantje2 is nog tot en met 10 november te zien in Museum het Oude Raadhuis en het Gemeentehuis van Urk.